ECLI:NL:CRVB:2023:2216
De lijn in de rechtspraak is – nog steeds – dat een onjuist medisch oordeel van de bedrijfsarts voor rekening en risico van de werkgever komt (en om die reden een loonsanctie door het UWV mag worden opgelegd). De Centrale Raad van Beroep heeft namelijk een streep gezet door de lagere rechtspraak waarin die ‘voor rekening en risico benadering’ werd genuanceerd (zie comment).
De Raad heeft echter wel enige ruimte geboden in de uitspraak van 23 november 2023, namelijk de ‘professionele marge’ van de bedrijfsarts. Volgens de Raad mag de bedrijfsarts enige marge worden gegund bij de sociaal-medische begeleiding; de toetsing van de re-integratie inspanningen is immers geen claimbeoordeling voor de Wet WIA. Daarbij geldt het volgende uitgangspunt:
“(…)
De verzekeringsarts dient te toetsen of de bedrijfsarts op basis van de op dat moment bekende feiten en omstandigheden in redelijkheid tot zijn sociaal medische handelwijze of zijn oordeel over de belastbaarheid van de werknemer heeft kunnen komen. Het enkele feit dat de verzekeringsarts achteraf oordelend in sociaal-medisch opzicht zelf anders zou hebben gehandeld of tot een afwijkende inschatting van de belastbaarheid komt, is in dit verband onvoldoende om te kunnen komen tot de conclusie dat de bedrijfsarts de hem toekomende professionele marge heeft overschreden en daarmee sprake is van een tekortkoming in het sociaal medisch handelen van de bedrijfsarts.
(…)”
In een recente uitspraak van 26 maart 2025 oordeelt de Raad dat in die kwestie de bedrijfsarts de professionele marge niet heeft overschreden en dat het UWV ten onrechte een loonsanctie heeft opgelegd aan de eigenrisicodrager voor de Ziektewet. Er is in die zaak namelijk sprake van een ex-werkneemster met forse psychische beperkingen en een fragiel evenwicht met risico op terugval én decompensatie. Het is daarom volgens de Raad begrijpelijk dat de bedrijfsarts zeer terughoudend de functionele mogelijkheden heeft vastgesteld, een vergaande urenbeperking heeft aangenomen en de (beperkte) vrijwilligerswerkzaamheden die de ex-werkneemster heeft verricht als passend te beschouwen. Volgens de Raad was – gelet op de specifieke medische situatie – geen verder onderzoek door de bedrijfsarts en de eigenrisicodrager nodig naar mogelijk een andere passende functies.
De Raad zet daarom een streep door de sanctie die het UWV heeft opgelegd en het UWV zal dus met terugwerkende kracht de WIA-beoordeling in gang moeten zetten.
Uit deze uitspraak volgt dat de ‘escape’ van de professionele marge van de bedrijfsarts succesvol kan zijn bij loonsancties. Uiteraard is dit alleen succesvol als de bedrijfsarts op basis van de op dat moment bekende feiten en omstandigheden in redelijkheid tot de sociaal-medische begeleiding komt!
Uitspraak:
Conclusie en gevolgen
5. Het hoger beroep slaagt en de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 25, negende lid en artikel 65 van de Wet WIA. De Raad zal met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak voorzien door het besluit van 1 november 2019 te herroepen.
Commentaar:
Met die uitspraak kunnen we wat. Het is immers bijzonder dat indien men in deze tijd een goede bedrijfsarts begeleiding treft. Met diverse begeleiding en onderzoek/begeleiding momenten kennis van de werkvloer, hetero anamnese van de werkvloer een moment.