Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak: 27-05-2024
Datum publicatie: 17-06-2024
Zaaknummer 11080691 \ VV EXPL 24-80
Rechtsgebieden: Arbeidsrecht
Bijzondere kenmerken: Kort geding
Inhoudsindicatie:
Loonstop terecht opgelegd. Onvoldoende meewerken mediation. Een bemiddelingstraject moet in beginsel ingezet kunnen worden zonder voorafgaande voorwaarden. De werknemer heeft echter vanaf het begin voorwaarden gesteld en belemmeringen opgeworpen.Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2024-0792
VAAN-AR-Updates.nl 2024-0792
Sdu Nieuws Arbeidsrecht 2024/252
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11080691 \ VV EXPL 24-80
Uitspraakdatum: 27 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [plaats 1]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. S.H.N. de Wijs
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.
gevestigd te [plaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. I.R. Boudrie
1 Het procesverloop
1.1.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 2 mei 2024 gedagvaard. Op 10 mei 2024 heeft [gedaagde] schriftelijk geantwoord.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 mei 2024. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben partijen bij brieven van 8 en 10 mei 2024 nog stukken toegezonden.
2 Feiten
2.1.
[eiseres] is op 1 augustus 2020 in dienst getreden bij [gedaagde] in de functie van Customer Operations Manager. Het huidige salaris van [eiseres] bedraagt € 6.901,- bruto voor 40 uur per week.
2.2.
Op 18 november 2021 is [eiseres] wegens ziekte uitgevallen.
2.3.
Op 10 maart 2022 heeft de bedrijfsarts partijen geadviseerd zo snel mogelijk onderling in gesprek te gaan waarbij de Chief People & Culture van [gedaagde] een eerste bemiddelende rol kon spelen. Mocht dit onvoldoende zijn dan kon volgens de bedrijfsarts worden gedacht aan meer formele bemiddeling/mediation.
2.4.
In de daaropvolgende maanden hebben interne bemiddelingsgesprekken plaatsgevonden, waarbij onder andere de Chief People & Culture en de Managing Director betrokken waren.
2.5.
Op 8 maart 2023 heeft de bedrijfsarts een medische expertise geadviseerd. Verzuimbegeleider, [betrokkene 1] , heeft [eiseres] voor een dergelijk onderzoek aangemeld bij HCS (de zorgbemiddelende partij) en Ergatis (de uitvoerende partij).
2.6.
Bij e-mail van 15 juni 2023 heeft de bedrijfsarts aan [eiseres] en [gedaagde] – voor zover relevant – geschreven:
“(…) Zelf denk ik, ook kijkend naar de brief van Ergatis, dat jullie wellicht nu toch een mediator moeten overwegen om de werk gerelateerde verschillen van inzicht als verstorende factor in werk opbouw en minimaal deels onderhoudende factor qua klachten nu echt op te lossen.”
2.7.
Bij e-mail van 20 juni 2023 heeft [betrokkene 2] (HR-medewerker bij [gedaagde] , hierna: [betrokkene 2] ) aan [eiseres] geschreven:
“Hallo [eiseres] ,
Ik heb nagedacht over de vraag hoe we verder moeten nu Ergatis het onderzoekstraject voortijdig heeft beëindigd. Het onderzoekstraject was door de bedrijfsarts voorgesteld omdat hij weinig vooruitgang constateerde. De door Ergatis genoemde reden voor beëindiging is dat er een onvoldoende vertrouwensbasis is.
Onvoldoende vertrouwen is al geruime tijd iets waaraan we proberen te werken en wat we proberen te verbeteren. Al met al komen we niet verder en lopen we telkens opnieuw vast in discussie. Dat levert spanningen in de communicatie op, zoals ik al eerder heb benoemd.
Daarom stel ik voor dat we onder leiding van een onafhankelijke mediator proberen om de verhoudingen vlot te trekken. Als jij daarvoor openstaat dan kunnen we samen bedenken wie de mediator zal zijn. We kunnen een aantal namen aandragen. Voor ons is in elk geval van belang dat het een MfN-gecertificeerde mediator is. Laat je ons weten of je openstaan voor mediation?”
2.8.
Op 3 juli 2023 heeft [eiseres] een tegenvoorstel gedaan om te starten met bemiddeling zonder geheimhouding in plaats van mediation, omdat zij het belangrijk vind ‘dat het besprokene op enig moment onverhoopt inbrengbaar is, mocht de situatie rondom de re-integratie (vanuit [gedaagde] ) een juridische wending krijgen’.
2.9.
Op 5 juli 2023 heeft [gedaagde] het voorstel tot bemiddeling afgeslagen en [eiseres] verzocht om nogmaals over mediation na te denken, omdat ‘we in de mediation de gelegenheid moeten hebben open en vrij te praten over ons verdeeld houdt, en ook wat tot nu toe aan een oplossing in de weg heeft gestaan. We moeten kunnen brainstormen over mogelijke oplossingsrichtingen. Het maken van voorbehouden voordat de mediation van start gaat past daar niet bij. (…) Wij verwachten dat er bij een goede, onafhankelijke mediator voldoende ruimte is om in alle rust veilig met elkaar te spreken.’
2.10.
Op 6 juli 2023 liet [eiseres] weten over mediation na te denken en erop terug te komen. Op 31 juli 2023 heeft [eiseres] laten weten dat zij geen mediation met geheimhouding wilde aangaan.
2.11.
Op 4 september 2023 heeft [gedaagde] alsnog ingestemd met een constructie waarin [eiseres] in het kader van de mediation niet volledig aan geheimhouding zou zijn gebonden.
2.12.
In de maanden daarna is uitvoerig contact geweest en per e-mail gecorrespondeerd tussen [eiseres] en [gedaagde] (met name in de persoon van [betrokkene 3] , één van de founders van [gedaagde] ) over het opstarten van het mediation/bemiddelingstraject.
2.13.
Op 9 november 2023 heeft het UWV een loonsanctie van een jaar opgelegd. In het arbeidskundig rapport waarin het re-integratieverslag is beoordeeld en dat ten grondslag ligt aan de beslissing een loonsanctie op te leggen, staat voor zover relevant als volgt:
“Op het moment van beoordelen, ruim 4 maanden verder nadat de bedrijfsarts mediation heeft voorgesteld, heeft er nog steeds geen mediation of bemiddeling plaatsgevonden. Er is veel communicatie geweest tussen werkgever en werknemer over de orm van bemiddeling en de voorwaarden. Hierdoor kwam mediation maar niet van de grond en heeft dit de re-integratie vertraagd, aangezien mevrouw [eiseres] momenteel niet re-integreert in passend werk. Dit valt werkgever aan te rekenen. Van werkgever wordt verwacht dat hij prikkelende maatregelen oplegt als werknemer niet meewerkt aan de re-integratie. Als prikkelende maatregelen gelden: het aanspreken van de werknemer, schriftelijk vastleggen, officieel berispen, opschorten en/of inhouden van loon en uiteindelijk – in het uiterste geval – overgaan tot (aanzegging) van ontslag.´
2.14.
Bij e-mails van 6 en 20 december 2023 heeft [gedaagde] [eiseres] gewaarschuwd voor een loonstop, voor het geval de mediation/bemiddeling niet van de grond komt.
2.15.
[gedaagde] heeft per 15 januari 2024 de betaling van het loon aan [eiseres] stopgezet (hierna: de loonstop).
2.16.
Er is tot op heden contact geweest met zes externe mediators/bemiddelaars zonder dat een mediation/bemiddelingstraject is opgestart.
3 De vordering
3.1.
[eiseres] vordert – kort gezegd – dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagde] veroordeelt tot (i) opheffing van de loonstop, (ii) betaling van het (achterstallig) loon en emolumenten vanaf september 2023 tot en met maart 2024, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over het achterstallige salaris en de wettelijke verhoging en (iii) het verstrekken van deugdelijke salarisspecificaties vanaf september 2023. Daarbij vordert [eiseres] dat de kantonrechter [gedaagde] een verbod oplegt om de gebruikskosten van de leaseauto vanaf september 2023 bij haar in rekening te brengen. Dit alles met veroordeling van [gedaagde] in de buitengerechtelijke incasso-, proces- en nakosten.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de opgelegde loonstop niet terecht is. Het is niet aan [eiseres] te wijten, die zich steeds betrokken en proactief heeft opgesteld, dat er tot op heden nog geen bemiddeling tot stand is gekomen. Bovendien heeft [eiseres] zich vanaf september 2023 beschikbaar gesteld om werkzaamheden te verrichten naar rato van belastbaarheid zodat zij vanaf dat moment 100% moet worden uitbetaald.
4 Het verweer
4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat [eiseres] willens en wetens en zonder deugdelijke grond mediation/bemiddeling heeft geblokkeerd en geweigerd. Daarmee heeft [eiseres] niet aan haar re-integratie-verplichtingen voldaan en was een loonstop gerechtvaardigd.
5 De beoordeling
5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiseres] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu het hier gaat om een vordering tot betaling van loon.
5.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.3.
Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of [gedaagde] de loonbetaling heeft mogen staken vanaf 15 januari 2024. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] dit mogen doen. Dit wordt hierna uitgelegd.
Wettelijke regeling loonstop
5.4.
In artikel 7:629 lid 1 BW is bepaald dat een werknemer tijdens ziekte recht houdt op loon, tenzij zich een van de in de wet genoemde gronden voor stopzetting van het loon voordoet. In lid 3 onder d van dat artikel is bepaald dat de werknemer geen recht op loon heeft indien de werknemer zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door de werkgever of een door hem aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften die erop gericht zijn om de werknemer in staat te stellen passende arbeid te verrichten. Tussen partijen is niet in geschil dat het meewerken aan mediation/bemiddeling (hierna: bemiddeling) in beginsel een redelijk voorschrift is. [gedaagde] beroept zich erop dat [eiseres] zonder deugdelijke grond weigert (voldoende) mee te werken aan het opstarten van een bemiddelingstraject en daarom geen recht heeft op loon.
Bemiddelingstraject
5.5.
[eiseres] heeft kenbaar gemaakt geen vertrouwelijkheid/geheimhouding te wensen in een bemiddelingstraject, omdat zij het besprokene op enig moment wil kunnen inbrengen voor het geval het onverhoopt tot een juridische procedure zou komen. [gedaagde] is daar (ondanks de door haar geuite bezwaren) grotendeels mee akkoord gegaan.
5.6.
In dit verband heeft zij op 2 oktober 2023 [betrokkene 4] Waal voorgesteld als bemiddelaar. Op 25 oktober 2023 heeft [eiseres] haar voorstel tot bemiddeling met [betrokkene 4] ingetrokken, omdat [betrokkene 4] ondanks haar wens daartoe geen uitgebreide gespreksverslagen van de bemiddelingsgesprekken maakt.
5.7.
Op 25 oktober 2023 heeft [eiseres] als bemiddelaar [betrokkene 5] voorgesteld. Op 16 november 2023 heeft [betrokkene 5] zich teruggetrokken, omdat zij zich vanwege haar registratie als MfN-mediator toch graag aan het MfN-kader wilde houden en geheimhouding daarin voor haar belangrijk was.
5.8.
Omdat [gedaagde] er – mede gelet op het UWV-oordeel dat [gedaagde] onvoldoende prikkelende maatregelen had genomen om [eiseres] tot mediation te bewegen – de vaart in wilde houden, heeft zij op 21 november 2023 zelf een bemiddelaar ( [betrokkene 6] ) voorgesteld. Aangezien [eiseres] op 6 december 2023 nog niet had gereageerd op het voorstel van bemiddeling met [betrokkene 6] , heeft [gedaagde] [eiseres] gewaarschuwd voor een loonstop voor het geval er niet alsnog op korte termijn bemiddeling zou worden opgestart.
5.9.
In plaats van akkoord te gaan met het voorstel van [gedaagde] , heeft [eiseres] op 8 december 2023 voorgesteld om [betrokkene 7] als bemiddelaar in te schakelen. Op 19 december 2023 heeft [eiseres] echter laten weten dat zij eerst de mogelijkheid wilde onderzoeken krijgen om invulling te geven aan een interne melding omtrent ongewenste omgangsvormen, voordat een bemiddelingsgesprek kon plaatsvinden. [gedaagde] heeft vervolgens op 20 december 2023 aangegeven dat zij geen verdere vertraging duldde, en dat het niet doorzetten van de bemiddeling zou resulteren in een loonstop. Diezelfde dag heeft [eiseres] aangegeven dat zij voorafgaand aan het bemiddelingsgesprek een afspraak met de bedrijfsarts wenste. [betrokkene 7] heeft zich op 10 januari 2024 teruggetrokken als bemiddelaar, omdat [eiseres] volgens [betrokkene 7] uitsluitend eenzijdig zaken probeerde af te stemmen en een offerte voor notuleerdiensten had opgevraagd en dit [betrokkene 7] een onveilig geval gaf. Dit is voor [gedaagde] aanleiding geweest om op 15 januari 2024 een loonstop aan [eiseres] op te leggen.
5.10.
[gedaagde] is zich vervolgens blijven inspannen om alsnog een bemiddelingstraject tot stand te brengen. Op 26 januari 2024 heeft [gedaagde] wederom [betrokkene 6] voorgesteld. [eiseres] is daar op 31 januari 2024 mee akkoord gegaan. Op 5 februari 2024 heeft [betrokkene 6] de opdracht teruggegeven, omdat hij in het voorgesprek met [eiseres] een professionele fout had gemaakt door zich uit te laten over de mogelijke uitkomst van het traject op een manier die [eiseres] het gevoel gaf dat hij daar niet neutraal in staat.
5.11.
[eiseres] heeft op 6 februari 2024 [betrokkene 8] voorgesteld als bemiddelaar. Vervolgens is discussie tussen [betrokkene 8] en [eiseres] ontstaan over de inhoud en formulering van een op verzoek van [eiseres] aangepast geheimhoudingsbeding. Daarna heeft [betrokkene 8] zich teruggetrokken als bemiddelaar, omdat partijen het niet eens werden over de spelregels van de mediation.
5.12.
Op 4 maart 2024 heeft [eiseres] voorgesteld om [betrokkene 8] als bemiddelaar te betrekken. Ook deze bemiddelaar heeft zich uiteindelijk teruggetrokken omdat er geen overeenstemming kon worden bereikt over de voorwaarden van de bemiddeling. Nadat [gedaagde] op 14 maart 2024 tegemoet was gekomen aan de eerder door [eiseres] geuite zorgen, werd op 22 maart 2024 overeenstemming over de conceptbemiddelingsovereenkomst bereikt. Op 26 maart 2024 heeft [betrokkene 8] de aangepaste bemiddelingsovereenkomst naar partijen verstuurd. Diezelfde dag heeft [eiseres] daarop gereageerd met de mededeling dat ze niet instemt met de bepaling dat (i) de inhoud van de bemiddeling niet gedeeld mag worden met collega’s en (ii) dat ze wil dat haar oud verzuimbegeleider, [betrokkene 1] , bij de bemiddeling aanwezig is om opheldering te geven over de medische informatie die zij een jaar eerder aan HCS en Ergatis heeft verstrekt. Op 27 maart 2024 heeft een gezamenlijk voorgesprek plaatsgevonden, waarna [betrokkene 8] op 29 maart 2024 een aangepaste bemiddelingsovereenkomst aan partijen heeft verstuurd. Op 22 april 2024 heeft [eiseres] weer een aantal wijzigingen voorgesteld. [gedaagde] heeft op 23 april 2024 op deze wijzigingen akkoord gegeven. Diezelfde dag heeft [eiseres] laten weten dat zij eerst uitsluitsel wil over de betrokkenheid van [betrokkene 1] , voordat ze de overeenkomst tekent. [betrokkene 8] heeft op de e-mail van [eiseres] gereageerd dat het niet nodig is om de bemiddelingsovereenkomst op dit punt aan te passen, omdat partijen reeds overeenstemming hebben bereikt over het voornemen om [betrokkene 1] bij de bemiddeling te betrekken. Bij e-mail van 24 april 2024 heeft [eiseres] de door haar gewenste aanpassingen van nadere context voorzien. [betrokkene 8] heeft als volgt op deze e-mail gereageerd: “Ik wens geen aanpassingen meer svp. Jullie zijn welkom op basis van de door mij gestuurde meest recente pdf.”. Op de ochtend van het geplande eerste bemiddelingsgesprek, heeft [eiseres] een tekstvoorstel voor een aanvullend artikel ‘behoud van toegang to bedrijfsmiddelen na bemiddelingstraject’ toegestuurd. Naar aanleiding hiervan heeft [betrokkene 8] zich nog diezelfde dag teruggetrokken als bemiddelaar.
5.13.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat uit de hiervoor geschetste gang van voldoende aannemelijk is geworden dat [eiseres] onvoldoende heeft meegewerkt aan de totstandkoming van mediation c.q. bemiddeling. Op het moment van het opleggen van de loonstop waren er reeds drie bemiddelingstrajecten gestrand. Hoewel [gedaagde] steeds vrijwel direct met de door [eiseres] voorgestelde bemiddelaars en voorwaarden akkoord is gegaan, zijn deze trajecten toch niet van de grond gekomen. Inmiddels zijn er zes (externe en professionele) bemiddelaars de revue gepasseerd zonder dat er een bemiddelingsovereenkomst is getekend en er een inhoudelijk gesprek heeft plaatsgevonden.
5.14.
Een bemiddelingstraject moet in beginsel ingezet kunnen worden zonder voorafgaande voorwaarden. [eiseres] heeft echter vanaf het begin voorwaarden gesteld en belemmeringen opgeworpen. Dat begon met de voorwaarde om geen geheimhouding af te spreken. Geheimhouding is echter een van de belangrijkste pijlers van mediation. Aangezien bij conflicten (zoals in dit geval) vaak een gebrek aan onderling vertrouwen speelt, is het belangrijk dat partijen in een vertrouwelijke omgeving in alle vrijheid met elkaar kunnen praten en het achterste van hun tong kunnen laten zien. [gedaagde] is toch met een beperkte geheimhouding akkoord gegaan, omdat er anders helemaal geen bemiddeling van de grond zou komen. Gaandeweg werd echter duidelijk dat de wensen van [eiseres] , die zich inmiddels niet meer tot de geheimhouding alleen beperkten, niet werkbaar/acceptabel waren voor de aangezochte bemiddelaars, die één voor één afhaakten.
5.15.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] [eiseres] vervolgens op 6 en 20 december 2023 terecht heeft gewaarschuwd voor een loonstop als er niet snel een aanvang met het traject zou worden gemaakt. Gezien het al langer slepende conflict, de pogingen die er al waren gedaan om mediation van de grond te krijgen en het UWV-oordeel, hoefde [gedaagde] geen verdere vertraging van het re-integratietraject te dulden.
5.16.
Ter zitting heeft [eiseres] nog aangevoerd dat zij – afgezien van de geheimhouding – geen harde eisen heeft gesteld, maar slechts wensen heeft geformuleerd. De kantonrechter volgt [eiseres] hierin niet. Feit is immers dat [eiseres] niet is overgegaan tot ondertekening van de voorgelegde bemiddelingsovereenkomsten, zodat het ook nooit tot een eerste inhoudelijk bemiddelingsgesprek is gekomen. Het is niet gebleken dat zij daarvoor een geldige reden had. De stelling van [eiseres] dat geen sprake is van een ‘weigering’ om aan de bemiddeling deel te nemen wordt verworpen. Immers, door steeds nieuwe ‘wensen’ naar voren te brengen en door de voorgelegde bemiddelingsovereenkomsten niet te ondertekenen, heeft [eiseres] de start van de bemiddeling verstoord. Tot op heden heeft [eiseres] geen blijk gegeven van veranderingen in haar bereidheid om aan de bemiddeling mee te werken en zelfreflectie, zoals blijkt uit de hiervoor geschetste gang van zaken nadat de loonstop was opgelegd. Er is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter dan ook geen grond voor opheffing van de loonstop.
Loonvordering naar rato van belastbaarheid
5.17.
[eiseres] vordert daarnaast salaris vanaf september 2023 naar rato van haar belastbaarheid. De bedrijfsarts heeft geoordeeld dat sprake is van 30% arbeidsongeschiktheid. [eiseres] heeft zich vanaf september 2023 opnieuw beschikbaar gesteld voor werkzaamheden. [eiseres] stelt dat zij door de keuze van [gedaagde] om haar desondanks geen re-integratiewerkzaamheden te laten verrichten is benadeeld, aangezien partijen zijn overeengekomen dat de daadwerkelijk gewerkte uren tegen een hogere waardering worden uitbetaald (100% in plaats van 70%). De kantonrechter is voorshands van oordeel dat [eiseres] daarmee miskent dat eerst bemiddeling moet plaatsvinden alvorens de re-integratiewerkzaamheden kunnen worden opgestart. Zoals reeds hiervoor is geoordeeld, is het aan [eiseres] te wijten dat er nog geen bemiddelingstraject tot stand is gekomen, waardoor er ook nog geen start kon worden gemaakt met de werkzaamheden. Er bestaat naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter in dit geval dan ook geen recht op 100% uitbetaling van de belastbare uren.
Gebruikskosten leaseauto
5.18.
[eiseres] vordert dat het [gedaagde] verboden wordt om de gebruikskosten van de leaseauto aan haar door te berekenen. De werkgever heeft terecht opgemerkt dat er wat betreft de kosten van de leaseauto sprake is van (fiscaal) loon. [gedaagde] is bij privégebruik van de auto verplicht om het autokostenforfait bij [eiseres] in rekening te brengen. [eiseres] heeft niet weersproken dat zij nog steeds privé gebruik maakt van de leaseauto. De kantonrechter volgt [gedaagde] dan ook in haar verweer dat zij de eigen bijdrage voor het gebruik van de leaseauto bij [eiseres] in rekening mag (blijven) brengen.
Conclusie
5.19.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] zal afwijzen.
5.20.
[eiseres] krijgt ongelijk. Echter, omdat het gaat om een loonvordering tijdens ziekte kan [eiseres] alleen in de kosten van de procedure worden veroordeeld als sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht (artikel 7:629a lid 6 BW). Nu gesteld noch gebleken is dat hiervan sprake is, zal de kantonrechter bepalen dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6 De beslissing
De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
bepaalt iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter